Hoofdstuk 5

Berekeningen van bajonetten en hoekvormende platen

In voorgaand hoofdstuk vernoemden we als oplossing voor te korte plooien reeds het gebruik van de zo genaamde bajonetten, gezien de schuine zijde nog steeds langer is als de rechte ligt het voor de hand dat we deze oplossing kiezen indien we de Z - plooi in 90° niet kunnen klaren. Dikwijls is deze Z als afwerking of aansluiting op een andere plaat bedoeld en heeft de-ze oplossing tal van voordelen op de haakse plooi. Het berekenen van de ontwikkelingsmaat bij de haakse plaat is simpel, de som van de buitenmaten min twee maal de gebruikelijke aftrek en we weten onze snij maat, anders ligt het bij de bajonet plooi. Hier zijn de maten niet zomaar op te meten, en hier kunnen we misschien best een voorbeeld nemen.



In tekening 5.0 zien we links een voorwerp dat geklemd word door Z van twee maal in 90° geplooide plaat 2 mm dik. Als we de ontwikkelingsmaat van het opstaande deel berekenen, wordt dit, 10 - 3,4 of 6.6 voor een aluminium plaat en 10 - 3.8 of 6,2 mm voor een staal plaat. Wetend dat de V opening voor 2 mm gelijk is aan 8 X plaat dikte, in dit geval 16 mm kunnen we zo al stellen dat deze Z met standaard gereedschap niet kan geplooid wor-den. De rechtse uitvoering daar en tegen, hier is de ontwikkelingsmaat, 12.14 - 1,18 of 10,96 mm voor aluminium en 12,14 - 1,32 of 10,81 mm voor staal. Weliswaar tegen de limiet aan maar zeker doen baar, de aangehouden hoek is in ons voorbeeld 135°, elke hoek vergroting geeft uiteraard een verlenging van de schuine zij-de en een vermindering van de aftrek.

In tekening 5.1 zien we alle gegevens welke voorkomen in zo een vervangende De maten A en B zijn praktisch altijd gekend of kunnen voorop gesteld worden, wat no-dig is om de ontwikkeling maat te berekenen is de afstand tussen de buiten hoeken gemeten parallel aan de schuine zijde. We dienen natuurlijk de lengte van de rechte tussen de twee hoeken te kennen namelijk D, de stelling van Pitagoras is hier van toepassing. Eenmaal D gekend passen we het ezelsbrugje nog eens toe om C te kennen. De plooihoek vinden we door eerst X1 te bepalen, Tang X1 = A/B. X2 is het verschil in hoek tussen X1 en X, X2 kunnen we bepalen, Sin X2 = Plaat dikte / D. Het verschil van X1 - X2 = X of de te plooien hoek.

Om het allemaal wat overzichtelijker te maken is alles in onderstaand tabelletje nog eens samen gevat.

Het is aan te bevelen het gebruik te oefenen zodat deze routine wordt, het resultaat klopt met de berekening en dat is heel aangenaam en spaart U veel probeer werk!






DEEL 2

Het volgend deel zou best omschreven worden als de berekening van de binnenhoek gevormd door 2, onder dezelfde hoek gekantelde platen die hetzelfde grondvlak hebben en wiens grondvlak lijn 90° of meer vormen. Vele afzuigkappen worden op die manier gevormd, de plooihoek berekenen is echter niet zo eenvoudig als het lijkt. Er is wel wat verbeeldingskracht nodig om een juist beeld in deze materie te krijgen een tekening kan helpen Daar voor en zijaanzicht dezelfde zijn is er maar een aanzicht afgebeeld, de inclinatie-hoek is 25°.



Na verscheidene driehoeksberekeningen, die ik U wil besparen, kunnen we stellen dat cos a, in het zijaanzicht gelijk is aan tang. b in de werkelijke maat voorstelling. Dit maakt de berekening van de plooihoek , voorgesteld als hoek A in de gestipte driehoek ABC . stukken eenvoudiger. Het wordt nog beter als we AB in de werkelijke maatvoorstelling gelijk stellen aan 1, dan wordt DB gelijk aan 1/cos b ,
FB = 1.41 [(1/cosb)²].

FB/2 = sin X/2, waar X de gezochte hoek is. Gemakshalve heb ik een lijstje van de plooihoeken per 5 graden inclinatie bijgevoegd, met een beetje interpolatie is de te gebruiken hoek snel gevonden.

Naast deze tabel vindt ge ook een tweede lijstje maar dan wel van platen wiens grondvlak 135° vormen.